Brigitte Raskin begint in haar boek ‘De Taalgrens’ met de opmerking: ‘De geschiedenis brengt verrassende wendingen met zich mee: Het zijn uitgerekend de Franken, die hun naam geven aan Frankrijk en al wat Frans is, die de oervaders zijn van het Nederlands en de grondleggers van de taalgrens, die België verdeelt. *1 blz 11

Het ontstaan van de taalgrens
Halfweg ons eerste millennium v.Chr. was er in Europa een heen en weer van volksstammen aan de gang. Kelten en Germanen uit het Oosten en Romeinen uit het Zuiden. De Romeinen veroverden Noord-Europa tot aan de Rijn. Van de aloude west-oost verbinding van de zee naar het binnenland maakten de Romeinen de stevige heirbaan Boulogne via Maastricht en Tongeren naar Keulen. Romeinse kolonisten bouwden villa’s en grote landbouwbedrijven in de buurt van de heirbaan. De Belgae die de Gallische oorlog hadden overleefd, werkten voor die grootgrondbezitters en dienden de Romeinse legers. Daardoor werden zij, net als hun Gallische zuiderburen, sterk geromaniseerd. Maar noordelijker richting Rijn was Belgica niet aantrekkelijk voor kolonisten. De Romeinen deden er meer aan militarisering dan aan romanisering. 

De 5de eeuw n.Chr. was een tijd van omwenteling in Europa: de machtswissel van de Romeinen naar de Germanen. Ten Zuiden van de heirbaan bleef de Romeinse invloed sterk aanwezig de volgende eeuwen. Het Latijn bleef er de taal van het geld, het openbare leven en de roomse kerk. Onder elkaar spraken de mensen een dialect, het zogenaamde Gallo-Romaans, afgeleid van het latijn dat het alleroudste Frans werd. Boven de heirbaan kwam de wereld te liggen van de Germaanse talen, streekgebonden varianten die zich ontwikkelden tot Indo-Germaans. Dat was geen cultuurtaal zoals het latijn maar een vertakking van het indo–Europees, de oertaal van de meeste blanke volken die van in Indië tot op IJsland wonen. Hieruit ontwikkelde zich later het Duits, het Nederlands, het Fries en het Engels. 
Het Frankisch wordt als de grondslag beschouwd van de dialecten die de mensen in de Lage Landen eeuwen later gingen spreken. Hollands, Zeeuws, Vlaams, Brabants, Limburgs en Gelders. Dus vormt het Frankisch ook de basis van de cultuurtaal die zich nog veel later uit deze streektalen ontwikkelde: het Nederlands. Deze Germaans-Romaanse taalgrens onder de Lage Landen aan de Noordzee is het westelijke punt van vertrek van de Germaans-Romaanse taalgrens, die dwars door Europa tot in de Balkan loopt.

Welke taal sprak Karel de Grote?
Als Peter Alexander Kerkhof zich afvraagt welke taal Karel de Grote sprak, schrijft hij:”In de achtste eeuw was Oost-België een tweetalig gebied waar zowel een Limburgse variant van het Oudnederlands werd gesproken als een Waalse variant van het Oudfrans. Karel de Grote zou dus ich hebben gezegd (op z’n Duits), maar maken (op z’n Nederlands), net zoals ook nu nog in Zuid-Limburg gebeurt. Maar het is waarschijnlijk dat hij en zijn familie ook een aardig mondje Waals spraken.*2
Vanaf 800 lag het culturele centrum van West-Europa toen een tijdlang in onze Limburgse achtertuin. De grensverschuivingen onder Karel de Grote maakten echter niet uit voor de taalevolutie in het rijk: het intussen eeuwen geleden gevormde Germaanse of Romaanse karakter van een gebied raakte niet aangetast. Integendeel, de evolutie van de streektalen ging gestaag haar gang.
De in Aken tot keizer gekroonde Karel de Grote was immers de vorst van een immens rijk, dat hij vanuit het naburige Rijnland bestuurde. Keulen, dat al van in de Romeinse periode een belangrijk stedelijk centrum was, werd nu een heilige stad en een machtscentrum van eerste rang. Van daaruit werden onze Limburgse dialecten dan ook sterk beïnvloed.
Die Keulse expansie van taalkenmerken verminderde in de volgende eeuwen een beetje, maar eindigde eerst echt en vrij abrupt in het jaar 1288. Toen wou de Brabantse hertog Jan 1(1267-1292) - de auteur van onder meer het bekende harbalorifa-lied - zijn hertogdom graag uitbreiden. Hij had daarbij zijn oog ook later vallen op het hertogdom Limburg aan de Vesder, om alzo een oude droom van zijn grootvader Hendrik II van Brabant te verwezenlijken. De 35-jarige Jan I verzamelde een groot leger en trok op verovering richting oosten. Op 5 juni 1288 werd de beslissende veldslag geleverd in Woeringen, een plaatsje op enkele kilometers voor Keulen, waar de Brabantse troepen erin slaagden om de Keulse aartsbisschop, Siegfried van Westerburg, krijgsgevangen te nemen en daarmee definitief de overwinning te behalen. Na dit wapenfeit slaagden de Keulse aartsbisschoppen er niet meer in hun invloed nog langer ten westen van het oude Limburg - en dus ook in de huidige Limburger - te doen gelden. De oriëntatie van het Maasland was definitief gedraaid richting Brabant. En voortaan zou ook op talig vlak de wind uit Leuven en Brussel waaien. *3

Welk is het oudste document in de Limburgse streektaal?
Dat is het goederenregister van de commanderij van Alden Biesen, dat in de Limburgse streektaal is geschreven. 
Bij dit laatste mag niet uit het oog verloren worden dat dit Limburgs, zeker in de periode van het ontstaan van dit manuscript, nl. omstreeks 1300, verre van homogeen was: het westen (met Sint-Truiden) leunde nog aan bij het Brabants, het oosten daarentegen (Tongeren-Maastricht) bij het Ripuarisch in Duitsland.*4 

Door de Vrede van Munster in 1648 worden de Noordelijke Nederlanden onafhankelijk.
Anders dan de Vlamingen of Brabanders in de vorige eeuwen, maakten de Hollanders van de gelegenheid gebruik om van hun taalvariant de standaardtaal te maken.
In de kerken van de protestanten werd niet meer het latijn, maar wel de eigen taal gebruikt, daarom hadden de Calvinisten behoefte aan een eigen Nederlandse vertaling van de bijbel. Die vertaling moest aan bepaalde regels voldoen, bijvoorbeeld de aanspreekvorm ghij gebruiken in plaats van du. Het was vooral het taalgebruik van Hollandse stedelingen, omdat zij nu eenmaal economisch, politiek en cultureel dominant waren in de 17e eeuw. Het Stads Hollands was in oorsprong natuurlijk net zo goed een dialect. Alleen omdat de sprekers ervan zoveel prestige hadden, werd het de basis voor het Algemeen Nederlands. Vondel zal zijn werk schrijven in deze standaardtaal.
Zo was er nog een taalgrens bijgekomen in de Lage Landen, die tussen diegenen die al de taal van Vondel bezigen en degenen die nog plat Antwerps of een ander plaatselijk dialect spreken. Benoorden die taalgrens was het Nederlands voortaan de standaard- en cultuurtaal en werd het gesproken tot aan het vorstelijke hof. Bezuiden de taalgrens hield het volk zich aan een Diets of Waals dialect, spraken de edelen, rijke burgers en geleerden Frans, zegende de priesters nog altijd in het Latijn.*1 blz 78  
Nochtans had in Frankrijk Koning Frans I reeds in 1539 het Frans uitgeroepen tot officiële taal van het land en werd daar het latijn definitief van de troon gestoten.​​​​​​​
                    
Onder Napoleon waren de Zuidelijke Nederlanden tot de francophonie verplicht 
De regionale Vlaams-Waalse taalgrens was dan ook van geen tel. Zo was het Frans wat de klok sloeg. 
Onder de al eerder verfranste gestudeerden, vooraanstaanden en burgers die in het openbaar hun stem verhieven waren uit eigen beweging en eigenbelang verfranst en werden daarin nu officieel aangemoedigd, eigenlijk voor het eerst. Napoleon was de eerste vorst in de geschiedenis van de Zuidelijke Nederlanden die het gebied uitdrukkelijk tot de francofonie verplichtte. Aan de hand van de taalgrenskaarten werden de provincies niet altijd even zorgvuldig ingedeeld, hetgeen België later met een vervelend probleem opzadelde. *1 blz 105. 

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onder Willem I 
Voor zijn taalpolitiek ging Willem I ervan uit dat de nationale taal in zijn rijk ‘Nederduitsch’ was, zijnde ’Hollandsch, Vlaamsch, Brabants en dat er ‘subsidiair Waalsch of Fransch’ werd gesproken. 
Daarom startte hij in het onderwijs een inhaalbeweging vernederlandsing, maar dat duurde maar 15 jaar.

Het ontstaan van België in 1830 
De officiële taal van de grondwet van België werd het Frans. De uitleg was, omdat het Vlaams en Duits dat de bewoners van sommige streken spraken, plaatsgebonden dialect was, en het daardoor onmogelijk was de wetten en verordeningen in hun taal te publiceren. Hierdoor stonden de twee anderstalige bevolkingsgroepen of gemeenschappen tegenover elkaar. Al in 1840 wordt de aftrap gegeven van een Vlaamse Beweging met een verzoekschrift om de administratie, de rechtspraak en het rijksonderwijs in het Vlaamse gedeelte van het land in het toendertijd Nederduits te doen. *1 129

Het gewone Waalse volk was bij de Franstalige kampvorming zomin van de partij als het gewone Vlaamse volk dat bij de opkomst van het flamingantisme was geweest. De buurtschap aan de taalgrens leed er ook niet onder en bleef als vanouds vanzelfsprekend. Walen en Vlamingen bezochten elkaars markten en kermissen en het va-et-vient van trouwers, pachters, landarbeiders en huismeiden bracht een tweetaligheid met zich mee waaraan de hele Belgische bevolking een voorbeeld had kunnen nemen. *1 blz 176

Onze contacttaal in ‘la Vallée du Geer’
Onze schoolmeester Jozef Jackers schreef het volgende over zijn jeugd in onze dorpen. 
Het spreken van de tweede taal was dan ook een betrachting voor iedereen. Na hun plechtige communie trokken dagelijks vele jongens door de velden de taalgrens over om daar in de lagere school de tweede taal te leren. Vooral de meisjes pensionaten legden de nadruk op het verwerven van de Franse taal. Typisch waren de meisjes die er hun laatste jaren doorbrachten om schone manieren en Frans te leren. Als die meisjes dan in de vakantie naar huis kwamen, brachten ze met hun kantjes en strikjes en hun fijne maniertjes ook de liedjes mee die zij in het pensionaat leerden, o.a. bij het koorddansen. De andere buitenmeisjes aapten dan deze Franse liedjes na. Wat waren de ouders dan toch fier. Zij zetten een hoge borst op bij het horen van die Franstalige liedjes. Aan de grot ‘Petit Lourdes’ werd er ook in beide talen gebeden en gezongen. Ook de strohoedenmakers in de Jekervallei hadden Vlaamse handen nodig; ook zij kenden rap de tweede taal. Met het trammetje togen velen dagelijks naar Herstal of Luik. Vanzelfsprekend leerden zij zo vlot hun tweede taal. *4 

Hoe is het Algemeen Beschaafd Nederlands ontstaan?
De strijd van het ABN vanaf de jaren 1950 was noodzakelijk om de vele dialecten en gebrek van een gemeenschappelijke taal, maar ook door het gebruik van verschillende woorden voor hetzelfde begrip. In de loop van de 20e eeuw kwamen er nieuwe media op, zoals de radio, televisie en de telefoon, waardoor mondelinge communicatie belangrijker werd. Maar taal is ook politiek en zo ging Vlaanderen een standaardtaal promoten om te kunnen concurreren met de standaardtaal Frans. *5

Wie ouder is, kreeg misschien van huis uit nog het dialect mee als moedertaal. Wie jonger is, sprak thuis misschien tussentaal of een vorm van Algemeen Nederlands. Maar vrijwel altijd hoor je aan bepaalde klanken, bepaalde woordjes, een specifiek accent - ook in tussentaal of standaardtaal - waar in Vlaanderen iemand is opgegroeid. 
In een wereld waarin alles inwisselbaar lijkt, wordt je unieke dialect, je unieke accent iets om trots op te zijn, wat je gaat koesteren, en wat je niet graag verloren wilt zien gaan. Het is dan nog maar een kleine stap om het dialect te gaan waarderen als erfgoed, immaterieel erfgoed dan, want het bestaat niet uit kunstwerken, kastelen of landschappen, maar uit woorden, wendingen en klanken. *6 blz 9
Bibliografie

*1 De taalgrens van Brigitte Raskin. Davidsfonds Uitgeverij

*2 Welke taal sprak Karel de Grote en doet dat ertoe? Peter Alexander Kerkhof

*3 Belgisch Limburgs van Rob Belemans en Ronny Keulen

*4 Onze taalgrens - Jozef Jackers

*5 Man over woord - VRT-reeks met Pieter Embrechts

*6 Atlas van het dialect in Vlaanderen - Uitgeverij Lannoo 
Back to Top