En moeten we ze beschermen of kunnen we ze gerust laten uitsterven? "Hoe minder sprekers een bepaalde taal heeft, hoe meer kans ze logischerwijs loopt om uit te sterven”, zegt Miet Ooms van de Onderzoekseenheid Taalkunde. “In die zin kan je dialecten, waarvan het gebruik de laatste decennia sterk is gedaald, vergelijken met bedreigde diersoorten. Net zoals dieren evolueren, verandert ook taal voortdurend. Maar dat dialect het tegenwoordig moeilijk heeft, komt in de eerste plaats door enkele ingrijpende maatschappelijke veranderingen.”
​​​​​​​Nog niet zo lang geleden bleven de meeste mensen hun hele leven op dezelfde plek wonen en werd het lokale dialect van generatie op generatie doorgegeven. De toegenomen mobiliteit en scholingsgraad hebben daar een eind aan gemaakt. In studentensteden ontmoeten we mensen uit andere regio’s, we verhuizen in functie van onze jobs of we volgen een partner naar een andere provincie. In het dagelijkse leven hebben we steeds minder aan ons eigen dialect, en het dialect van de plekken waar we belanden, beheersen we vaak niet. Dialecten vlakken dus sneller af of verdwijnen zelfs.
Het is een tendens die je in heel Europa ziet, zegt Ooms. “In Vlaanderen komt daar nog bij dat dialect lang verguisd werd. Men beschouwde het als onbeschaafd, als een vijand van de standaardtaal. Op tv werd het gebruik van het AN ook actief gepromoot, onder meer in programma’s als Hier spreekt men Nederlands. Door dat alles gingen ouders hun kinderen steeds minder in het dialect opvoeden.”
Evolueren we in Vlaanderen dan stilaan naar een homogene spreektaal? “Nee, spreektaal vertoont sowieso variatie: er zijn altijd regionale accenten en een plaatsgebonden woordenschat. Je hoort meteen of iemand van West-Vlaanderen of Limburg afkomstig is.”
“Informele spreektaal heeft wel aan belang gewonnen. Ze neemt het steeds vaker over in situaties waar dialect ooit de norm was: bij de dorpsslager, in de jeugdbeweging, onder vrienden en familie ... Dat zal alleen maar toenemen, en is natuurlijk nefast voor échte dialecten. Die hebben een héél lokale woordenschat en uitspraak, bestaan al meerdere generaties en zijn typisch voor een strikt afgelijnd gebied, gaande van een stad tot een gehucht.”
Zelfs het dialect dat nog wordt gesproken, is niet meer exact dat van onze voorouders, zegt Ooms. “Veel woorden zijn verdwenen omdat ze niet meer behoren tot onze leefwereld. Vroeger had je bijvoorbeeld tientallen dialectwoorden voor ‘vlinder’. Butterschutte in West-Vlaanderen, piepel in Limburg, flikketeer in Antwerpen … Maar omdat vlinders zeldzamer zijn geworden, wordt er nog amper over gepraat. Daardoor zijn die dialectwoorden inmiddels volledig verdwenen uit de woordenschat van de huidige generatie sprekers.”
Kunnen er nog nieuwe dialecten ontstaan? “Dat kan enkel in geïsoleerde gebieden, waar weinig contact is met de buitenwereld, maar in Vlaanderen zal je die niet snel vinden. Er komen wel varianten op de regionale spreektaal. Niet zelden onder invloed van migratie. Denk aan de citétaal in Genk: een variant op de Limburgse spreektaal die Italianen, Turken en Polen ontwikkeld hebben, met invloeden uit hun uiteenlopende moedertalen. Ook het alomtegenwoordige Engels werkt in op de spreektaal. Mijn kinderen hebben het bijvoorbeeld over ‘beslissingen maken’ of ‘geld maken’.”
Als je een dialect écht wil redden, moet je het spreken. *7
Bibliografie

*7 Is het dialect met uitsterven bedreigd? 
Back to Top